Judo is een Japanse verdedigingssport. Deze sport is ongeveer 120 jaar geleden uitgevonden door de japanner Jigoro Kano. Hij wilde een wedstrijdsport ontwikkelen die ongevaarlijk was en ook veel plezier zou schenken. Hij haalde de gevaarlijke technieken zoals de been- en nekklemmen en ook de schoppen en het slaan uit het jiu-jitsu en noemde het judo. Het judo kwam rond 1945 naar Europa (toen jullie opa en oma klein waren). Het werd in Nederland pas populair toen Anton Geesink in 1961 wereldkampioen werd. Misschien hebben jullie ook wel gehoord van Mark Huizinga die op de Olympische Spelen in 2000 een gouden medaille heeft gewonnen.

De band die een judoka draagt dient ervoor om de judogi (judojas) dicht te houden en de kleur geeft aan hoe ver je al bent met judo. Je begint met de witte band, voor elk bandexamen moet je een aantal grepen en worpen kennen. Hoe hoger je komt hoe meer worpen en grepen je moet kunnen en kennen. De grepen worden steeds moeilijker. Judoka’s tot 12 jaar kunnen ook slippen halen, dit zijn tussenstapjes tot een bandexamen. Als je nog maar de helft van de grepen voor de gele band weet, krijg je de gele slip. Vanaf 4 jaar kan je al op judo en je ziet ook wel ouderen boven de 60 jaar die nog aan judo doen. Voor sommige kinderen vindt de dokter het goed dat je op judo gaat want je leert lekker met elkaar stoeien zonder elkaar pijn te doen. Daarnaast leer je goed bewegen en goed luisteren. Ook krijg je er zelfvertrouwen van en leer je wat winnen en verliezen is.

Bij een judowedstrijd moet je de tegenstander met een worp, houdgreep, armklem of verwurging proberen te overwinnen. Voordat een wedstrijd begint moet je eerst gewogen worden. Je moet namelijk tegen andere jongens of meisjes die ongeveer net zo zwaar zijn als jij. Als de wedstrijd begint moet je elkaar groeten. Dan begint de wedstrijd en probeer je de tegenstander op de grond te krijgen. Het is niet gevaarlijk want een judoka leert eerst hoe je moet vallen zonder pijn te doen. Wanneer je de judotechniek goed beheerst, kost het nauwelijks kracht om je tegenstander op zijn rug op de mat te gooien. Je moet er wel voor zorgen dat die tegenstander niet verkeerd op de judomat stuitert. Dit leert de sensei (judoleraar) je vanaf de eerst les.